top of page
  • Writer's pictureJanis Hoogvliet-Di Dato

Opa’tje (tekst geschreven op 5 mei 2014)

“Ik zak door mijn knieën, op de grond. Mijn handen volgen hun weg naar mijn haren. Mijn ogen sluiten zich dicht. Alles wat ik zie is een grote leegte. Ik hoor een vreselijk gepiep door mijn hoofd. Alsof er een bom is ontploft. Ik heb geen ene besef meer van wat er gaande is, machteloos. Beelden schieten door mijn hoofd, ik voel een traan over mijn wang. 1 traan, meer kan ik niet. Waarom nou juist in mijn familie? Waarom en waarom precies nu?” “ben je daar nog?” vroeg mama aan de andere kant van de lijn. “Janis?” “Ik wil mee. Ik ga mee.” Probeerde ik te zeggen terwijl ik mijn tranen weg slikte. Ik had het mezelf nooit vergeven als ik niet mee ging. Mijn huis achterlaten, mijn werk, mijn vriend en mijn katjes. Het maakte niet meer uit. Ik pakte mijn koffer en was nog nooit zo snel klaar met inpakken. Ik was zelfs niets vergeten. Mama was er eindelijk, het voelde alsof ik jarenlang moest wachten totdat mama mij kwam ophalen. “ben je klaar? Niet schrikken straks… Het ziet er niet best uit hoorde ik… Laten we maar gaan.” De rijs duurde eeuwen, er kwam geen end aan. Iets meer dan 100km leek wel 100 jaar te duren. “we rijden door naar het ziekenhuis, oma is daar ook heen” hoorde ik zeggen. Ik stapte uit. Oma liep naar ons toe. Ik pakte haar hand vast, een koude rilling over mijn rug. Ik trilde van de angst. In haar ogen verdriet en onmacht. Door mijn hoofd zinnen die ik wilde zeggen: hoe is het? Of: het komt wel goed. Maar niks kwam uit mijn mond. “kom we gaan”. Zei ik tegen haar. Hand in hand liepen we het ziekenhuis in. Alsof ik de weg wist. Ik rook die warme, dichte ziekenhuis lucht. Ik liep stevig door. “hij ligt op de I.C.” hoorde ik zeggen. Eindelijk waren we er. Bij opa’tje. Ik schrok zo erg maar ik probeerde mezelf groot te houden. Het zag er inderdaad niet goed uit. “Hey opa” hoorde ik oma fluisteren. Ik keek om me heen. Ik volgde de kabels en infusen met mijn ogen. Ze eindigde allemaal bij opa. Ik zag op een schermpje dat zijn hart prima klopte, zijn bloed goed doorstroomde en nog wat dingetjes die geen contact konden maken. Ik haalde gauw een dokter, “waarom doen die dingen het niet?” en toen besefte ik dat opa zat vastgebonden. Zijn armen en benen zaten vast gebonden aan het bed. Opa was helemaal zichzelf niet, hij was zo bang. Zo bang van het ziekenhuis dat hij al zijn infusen er probeerde uit te trekken. Daarom zat hij vast gebonden. “het gaat al stukken beter” zei de dokter. Hoe durfde hij? Hoe durfde hij zoiets te zeggen? Vinden ze dit goed? Dat kan toch niet! Weer rolde er tranen over mijn wangen. Ik verborg het gauw, ik wilde niet dat ze mij zagen huilen. Oma mocht huilen of mama. Niet ik. Ik moest hun troosten. Mijn oom was er ook. Hij liep naar mij toe en gaf mij een knuffel. “Schrok je?” vroegen ze me. Ik zei niks, woorden kwamen niet uit mijn mond. Ik wou zo graag hetzelfde kunnen zeggen als de doctoren, oma gerust kunnen stellen dat het allemaal wel goed komt maar dat kon ik niet. “we moeten weer gaan” hoorde ik zeggen. “Doei opa…” fluisterde ik zacht, ik gaf hem een kus op zijn voorhoofd. Hij besefte niets. Hij keek mij aan maar zag mij niet. Zijn ogen rolde weg. Onderweg naar oma’s huis werd er niets gezegd. Niet door mij in ieder geval. Woorden kwamen gewoon niet uit mijn mond. Wat ik wou zeggen dat kon ik niet zeggen dus ik zei niks. Daar waren we dan. Opa z’n auto zoals gewoonlijk voor de deur, ik liep de trap op naar boven om mijn koffer in de logeerkamer neer te zetten. Ik stopte toen even bij oma en opa’s slaapkamer. Tranen vielen weer over mijn wangen. Alles klopte gewoon maar er miste iets. Het was zo raar om daar te zijn en opa was er niet. Even kwam de gedachte door mijn hoofd dat het misschien beter was als ik niet mee was gegaan, dan had ik opa niet zo hoeven zien. Maar al gauw ging die gedachte weg. Ik was er om oma te steunen en dat zou ik doen ook.

© Janis Di Dato

Recent Posts

See All
bottom of page